Industrialfairs News

Nieuws

Starten aan de bron van ‘The War for Talent’ met Prof. Ing. Bert Lauwers

10/06/2022

 

 

 

 

The Big Resignation in de VS. Het sputterde al voor maart 2020 op de mondiale arbeidsmarkt. Zowel retail, bouw, horeca als industrie kampen met een nooit geziene arbeidskrapte sinds het begin van de Belgische Dynam-metingen in 2006. Vorig jaar werden 93.000 jobs gecreëerd. De schaarste laat zich voelen op zowel de traditionele werkvloer als op de kantoorverdiepingen.

 

Daarbovenop worden we geconfronteerd met een inflatiepiek, die lonen sterk indexeert. De huidige inflatiecijfers doen ons terugdenken aan de nefaste loon-prijsspiraal van eind de jaren zeventig. In een korte tijd prijsde ons land zich toen uit de markt.

 


Onderzoek naar het bewerken van keramische materialen bijmiddel van vonkerosie.

 

In een tijd waar ‘the war for talent’ alomtegenwoordig is, krijgen loonkosten voor veel bedrijven plots een andere betekenis. Het niet vinden van talent kost meer dan het behouden of aantrekken van duur(der) talent. Als opdrachten niet uitgevoerd worden omdat men geen mensen vindt, is een loonopbodspiraal een veel groter gevaar dan de klassieke loon-prijsspiraal.

 

Weet dat de maakindustrie, de telecom- en technologiemarkt in België goed is voor minstens 320.000 directe werkposten en voor quasi evenveel indirecte banen in andere sectoren. Om die arbeidskrapte het hoofd te bieden, wordt er gespeculeerd op het mobiliseren van minder evidente profielen, zoals vijftigplussers, non-actieve moeders, langdurig zieken etc. Lovende initiatieven van Agoria, zoals Be The Change en het upskillen van mensen naar de vaardigheden van morgen, vormen slechts een fractie van de remedie. Daarom zoomen we even dieper in op de bron, waaruit het nieuwe arbeidspotentieel moet komen: het technologisch onderwijs. Dat doen we samen met een van de belangrijkste regisseurs van het onderwijs van morgen, professor doctor ingenieur Bert Lauwers.

 

Lauwers is decaan van de faculteit industriële ingenieurswetenschappen aan de KU Leuven, verantwoordelijk voor de opleiding industrieel ingenieur aangeboden op de campussen Brugge, Gent-Aalst, De Nayer (Sint-Katelijne-Waver), Geel, Groep T (Leuven) en Diepenbeek. Als voltijds professor is hij betrokken in zowel nationale als internationale onderzoeksprojecten en dus onze gesprekspartner bij uitstek om ten gronde uit te zoeken waar het schoentje wringt en de vinger op de juiste wonde te leggen.

 

Connectie met de studenten én de bedrijfswereld

“In de universitaire wereld loopt het een beetje anders dan bij andere onderwijsinstellingen”, opent Lauwers. “Als decaan heb je een beleidsfunctie, maar je moet verkozen worden. Telkens is dit maar voor een beperkte termijn. Velen in dergelijke beleidsfuncties blijven actief in onderzoek en onderwijs, wat je verplicht om te connecteren met zowel de actuele  student enerzijds en de mindset van de bedrijfswereld anderzijds. Ik blijf dus actief in het aantrekken, het opvolgen en het coachen van onderzoekers in mijn onderzoeksdomein van de geavanceerde productietechnologie.” 

 

Onderzoeksgroep Prof. Lauwers – voor multi-assig bewerkingscentrum.

 

‘Waarom is de instroom zo beperkt?’ luidt mijn eerste, maar tevens meest beredeneerde vraag. “Technologie is aantrekkelijk en biedt oplossingen voor de vele maatschappelijke uitdagingen. Maar zien jongeren dat ook zo? Wij willen technologie als cool laten overkomen of dat denken we toch. Laten we het toch even hebben over wat jongeren aantrekkelijk vinden aan technologie, want daar bestaan toch wat misverstanden over. Er wordt volop ingezet op STEM-onderwijs om op die manier de aspecten van STEM (Science, Technology, Engineering & Mathematics) in te bedden in het middelbaar onderwijs. Vele leerkrachten doen heel zeker echt hun uiterste best om samen met de leerlingen interessante STEM-trajecten te doorlopen, maar het ontbreekt volgens mij toch aan de nodige middelen. Ik heb het hier over infrastructuur en hardware. Hoe kun je jongeren triggeren voor ‘The next big thing’, zoals additive manufacturing, wanneer je de nodige printtechnologie niet in huis hebt. De technologiebedrijven schreeuwen naar nieuwe profielen, maar die kunnen enkel gecreëerd worden als we zorgen voor een goede omkadering, waarbij we er gezamenlijk voor zorgen dat de leerlingen met juiste technologie en machines aan de slag te kunnen. Grote bedrijven, bijvoorbeeld Siemens, hebben dit sowieso op de agenda staan. Maar voor kleinere ondernemingen is dit vermoedelijk niet evident en vaak hebben ze hiervoor nog te weinig aandacht, hoewel hun participatie zeker ook noodzakelijk is.”

 

Te weinig maatschappelijk erkende status voor technische beroepen.

“Vergelijk het even met biomedische sectoren, die momenteel wel erg aantrekkelijk zijn. Los van hun status merk je dat de instroom bevorderd wordt door de nodige middelen, technologie, sociale media en opiniemakers. Zelfs tv-programma’s, bijvoorbeeld Topdokters op Play4, illustreren hoe uitdagend en maatschappelijk verantwoord beroepen uit die sectoren zijn. Misschien is het dringend de tijd om ook het blazoen van de ‘ingenieur’ op te poetsen. Jongeren zijn bezorgd om onze maatschappelijke uitdagingen, zoals het klimaat en duurzaamheid. Ze beseffen veelal niet dat de ingenieur van morgen de persoon is, die een substantieel steentje zal bijdragen tot energieneutrale gebouwen en machineparken, duurzame en slimme materialen en producten, lage emissie-voertuigen en systemen,… Met velen doen wij, Agoria, STEM, RTC’s enn tal van anderen ons uiterste best, maar ik heb de indruk dat we nog niet de juiste snaar raken bij de schoolgaande jeugd.”

 

Toepassing van trillingsondersteund verspanen van moeilijk te bewerken materialen, waaronder harde staalsoorten en keramieken.

 

What’s in a name – Catch my drift

Ik ga even mee in het discours van Lauwers en geef aan dat het me opvalt dat bijna alle bekende publicaties, podcasts,  artikels en terminologie tegenwoordig Engels als voertaal hebben en niet het Nederlands. Jongeren kijken naar YouTube en Discovery Channel. De meeste pubers praten vlotter Engels dan wij. Zijn wij niet iets te archaïsch bezig? De term ‘Werktuigkundige’ roept de associatie op met iemand in een blauwe overall, die aan een oude machine staat te sleutelen. In het vorige ‘Espresso-interview omschreef Paul Deturck omschreef de nieuwe machine-operator als een piloot die tussenkomt, wanneer de autopilot niet werkt. Hij moet de nodige skills en inzichten hebben om te interveniëren en oplossingen te bieden, als het algoritme de anomalie niet ontdekt. Dat geeft hem verantwoordelijkheid, gezag en ook status.

 

“Werktuigkunde en elektromechanica lijken inderdaad oude, minder aantrekkelijke termen voor een 12-jarige toekomstige student. Mechanical Engineering klinkt al acceptabeler. We moeten jongeren uitdagen om verbanden te leggen. Aan die leeftijd besef je niet waarom je wiskunde nodig hebt. Het is allemaal té abstract. Als je hen met de actuele technologie kan laten experimenteren en uitdaagt, krijg je ze wel getriggerd om een paar jaar later die bewuste keuze te maken. Met te eenvoudige opdrachten, zoals een vogelnestkastje bouwen of een te simpele elektrische schakeling, zal dit niet lukken”, glimlacht Lauwers.

 

“Ik vind het bijvoorbeeld essentieel dat het secundair onderwijs terug ingenieurs aantrekt, zodat ze met de andere leerkrachten als team samenwerken om de opleidingsprogramma’s in het ruime STEM-domein een nieuwe dynamiek te bezorgen. Ingenieurs zijn nu eenmaal opgeleid om verschillende disciplines van de wetenschap en technologie te combineren en zo oplossingen te creëren. Volgens mij is het voor veel mensen nog altijd niet duidelijk wat STEM inhoudt en welke meerwaarde het biedt. Iemand die een STEM-richting studeert, krijgt aan vrienden dikwijls niet uitgelegd dat dit een uitdagende richting is. Bovendien wordt het door sommigen misschien nog te vaak geassocieerd met sterk technische richtingen  De indruk is er nog steeds, dat iemand die Latijn-wiskunde of Latijn-wetenschappen studeert in ASO, slim en ambitieus is, terwijl iemand die een technologische richting volgt die appreciatie niet krijgt.”

 

Learning Factories

Volgens Lauwers ligt een combinatie van factoren aan de basis van de problematiek, zoals middelen, gekwalificeerd personeel, perceptie, belevenis en uitdaging. Hij verwijst naar initiatieven, zoals de Solar Challenge waar teams van jongeren met gesponsorde componenten samen met leerkrachten een wedstrijdwagen samenstellen, en projecten, zoals in Oostenrijk waar studenten  in een moderne fabriek een eigen fiets mogen ontwikkelen, om die nadien te verkopen.

 

Implementatie van selectief laserharden op multi-assig bewerkingscentrum. Op die manier kunnen onderdelen bewerkt en gehard worden, met vooral toepassingen voor prototype-onderdelen. Laserbundel wordt ingeleid via een glasverzel naar de laserkop, welke in een standaard gereedschapshouder wordt opgenomen.

 

“In België gaan leerlingen op bedrijfsbezoek om er de technologie beter te leren kennen, maar welke leerlingen zijn dit? Ik vermoed veelal vanuit technische richtingen? We kunnen ons de vraag stellen of het ASO niet meer initiatieven kan nemen om mensen nieuwsgierig te maken voor technologische uitdagingen.”

 

Verder merkt Lauwers op dat het niet alleen om technologische infrastructuur  gaat. “Opleidend personeel moet eveneens de kans krijgen om zich up te skillen naar nieuwe technologie en best practices. Je bent maar zo goed opgeleid, als dat wat je opleider je kan bijbrengen. Ik vergelijk het af en toe met een opleiding geneeskunde, waar de studenten ondergedompeld worden in de medische praktijk binnen het op de campus aanwezige ziekenhuis, dus voor deze studenten het werkveld. Op die manier krijgt een student medische wetenschappen een medische, hoogtechnologische ‘fabriek en labo’s’ ter beschikking. Ook wij, in het domein van productiesystemen, hebben high-techinfrastructuur beschikbaar, maar de meeste scholen moeten het stellen met beschikbare basistechnieken. De financiële middelen zijn er immers niet om te investeren in een high-techinfrastructuur die in de bedrijven terug te vinden is. Daarom is een intense samenwerking met het werkveld essentieel.“

 

Wil iemand zich nog vuil maken ? Oude termen voor de jobs van de toekomst.

Het valt Lauwers op dat de reputatie van de ingenieur in de zuiderse landen en Azië bijvoorbeeld veel beter is, zelf bij de vrouwen die er de dienst uitmaken.

 

“Bij ons wordt een technisch beroep nog altijd een beetje geassocieerd met werken in een ‘vuile’ omgeving. Veel scholen beschikken nog steeds over werkplaatsen, die uitgerust zijn met klassieke, manueel bediende draaibanken.”

 

Hij stelt zich openlijk de vraag of technologiebedrijven hun machines, die bijvoorbeeld na 3 jaar afgeschreven zijn, niet fiscaalvriendelijk zouden kunnen doneren aan het onderwijs, zodat de infrastructuur conform de technologische actualiteit kan worden opgefrist. Bert doelt op een soort hardwarefonds.

 

Vrouwen in de technologie – it’s all in the name…again

Lauwers telt in zijn faculteit voor de opleiding industrieel ingenieur meer vrouwelijk onderwijzend personeel dan vrouwelijke studenten.

 

“Op dit moment vertegenwoordigt laatstgenoemde groep maar 14 % van het totale aantal studenten. Voor de opleiding burgerlijk ingenieur aan de KU Leuven is dit nu iets meer dan 20% en voor bio-ingenieur zelfs meer dan 50%. It’s all in the name”, knipoogt Lauwers. “Dat is ook typerend, want het gaat hier terug over levende materie, niet over mechanische systemen. Richtingen, zoals chemie en bio-chemie, doen het binnen een opleiding industrieel ingenieur ook iets beter. Op middellange termijn zie ik sowieso beterschap. De industrie is in die mate aan het digitaliseren en automatiseren, dat we nog heel boeiende tijden tegemoet gaan. Dan zal niet alleen de industrie, maar ook het onderwijs next level moeten schakelen. Industrie en technologie worden hand in hand  in die mate boeiend, dat we een grondige perceptieshift kunnen verwachten. Bovendien zullen er ook van overheidswege de juiste keuzes gemaakt moeten worden.”

 

Met France Gall op weg naar zee , maar dan in duo, op een zwarte Vespa

 

De professor doctor is een typische steenbok, dus ambitieus, doelgericht en geduldig. Het maak-DNA zat er al vroeg ingebakken toen hij machines ontwierp en verbeterde voor het landbouwbedrijf van zijn vader in West-Vlaanderen. Lauwers ontstresst op Franse pop uit de jaren 80. Tevens wordt hij terug zen met Klara Continuo tijdens de vele en soms lange avondritten naar Limburg. Hij verkiest klassieke en eerlijke kost, een goed stukje hazenrug en een stevig wijntje. De maakhonger stilt hij in zijn atelier, waar hij naast zijn tractor, slijpschijven en laspost, beschikt over vele werktuigen om te klussen, te ontwerpen en zijn twee zwarte Vespa’s te reviseren. Met die laatste twee gaat hij af en toe aan de kust toeren. Lauwers is nog niet aan het einde van zijn Latijn. Hij blijft nog minstens tot 2030 zijn kennis ten dienste stellen van het onderwijs en de onderzoekswereld.

 

 

 

 

Gerelateerd nieuws

Deze website gebruikt cookies om u een betere ervaring te bieden terwijl u deze site bezoekt. Meer info over cookies