Auteur: Karl D’haveloose
Het is 15 uur als ik David Wollants (COO) van Texprofin – bekomend van een worsteling met de files uit het Antwerpse – de hand schudt in de montagehal in Beveren-Leie. De tijd is te kort, net geen tijd om de koffie te laten lopen. We zetten ons vlug rond de tafel in de drukke montagehal zelf, met een glas water en op een armlengte van het laatste prototype vouwrobot. CEO Yves Dabrowiecki heeft nog een meeting, maar schuift straks bij. Let’s get it on.
Januari 2020 ontstond de concrete oprichting, samen met investeerders Matthys Group, textielmachinebouwer als technologische partner, en commerciële partner LDL Group, een van de grootste distributeurs van wasserijmachines (Alliance met o.a. het vroegere Primus).
Industrieel wassen: consolideren en automatiseren
Wollants is twee decennia actief geweest in de verkoop van tweedehands wasmachines. De markt kent hij door en door en ook hier wordt – net zoals in de brouwerijwereld – flink geconsolideerd tot een weefsel van grote industriële wasserijconsortia. Er is geen markt meer voor tweedehands.
Maar ook in de machinewereld consolideert de markt. Momenteel zijn Jensen en Kannegiesser de twee wereldspelers, goed voor 1 miljard omzet (en SEWTS en Laundry Robots, met een minieme installed base). Zij zijn ook de enige op de markt, die de combi van vouwmachine en robot kunnen aanbieden. Dat is in verhouding niet enorm. Weet dat de omzet van de grootste wasserijengroep ELIS, zo een 4,5 miljard euro bedraagt. Een reden voor een verticale consolidatie is dat het grootste cliënteel, namelijk de hotelgroepen, ook consolideren. ELIS heeft 300 wasserijen in o.a. Europa en Latijns-Amerika. Grote hotelgroepen (hospitality), maar ook groepen van rusthuizen en ziekenhuizen willen over het ganse land met 1 grote logistieke waspartner werken, dus kleine wasserijen vallen volledig uit de boot.
Een industriële wasserij omvat een dirty en een clean zone. De eerste, waar alle vuile was toekomt, is sterk geautomatiseerd. De clean zone bestaat uit heel veel verschillende processen, die enorm veel mensen (100) vereisen. Deze zone valt hierdoor moeilijker te automatiseren. Texprofin focust zich op de uitdaging van de fully dry goods (vooral handdoeken). Waar het vooral knelt, is het sorteren en aanvoeren, voorafgaand aan het vouwproces. Hier ligt de grootste uitdaging, alsook de grootste besparing. Daarenboven is de trend voor een dergelijke arbeidsintensieve markt om volop te automatiseren. Amper mensen, zelfs immigranten, zijn niet meer bereid om dit harde en repetitieve werk vol te houden. Iedereen voelt dat het vijf voor twaalf is om alle wasprocessen te automatiseren, anders haalt zelfs een grote groep het niet.
Stap één was de opstart van automatische handdoekenvouwers, maar voorafgaand werden in sneltempo 3 prototypes ontworpen die in wasserijen werden uitgetest. Dit leidde tot een heel performante vouwmachine waar reeds een installed base van meer dan 50 machines mee gerealiseerd is.
“Met die technologisch verfijnde vouwmachine verdienen we in de waswereld vooral het vertrouwen in onze kunde, wat aanleiding geeft tot ons hoofdobjectief, de fameuze aanvoerrobot”, duidt David. “Onze aanpak is geen toeval. De industriële wasklant is enorm merktrouw. Anders gezegd, hij koopt zijn oplossingen liefst bij 1 leverancier. In dit geval de vouwmachine en de vouwrobot. Het doel van de robot is om de aangevoerde handdoeken of andere gewassen stukken, in alle formaten, via optische formaat- en positioneringsherkenning uit de stapel voor te sorteren en te positioneren, zodat het toestel uiteindelijk het te plooien weefsel netjes op de aanvoerband van de vouwmachine aanbrengt.”
Dergelijke robot is een vrij groot toestel in oppervlakte, ruim 6 vierkante meter.
“Correct”, affirmeert Wollants. “Maar weet dat de concurrentie nu tot 24 m² oppervlakte zit, dat krijgt op vandaag niemand geplaatst.”
Ruimte, ROI en de wet van de remmende voorsprong
In deze pas ontluikende markt is ruimte en ROI natuurlijk de maatstaf. Een operator krijgt ongeveer per uur 750 stuks textiel door een vouwmachine. De uitdaging voor alle robotproducenten bestaat erin om minstens die 750 stuks feilloos te evenaren, zodat die menselijke operator vervangbaar is. Een operator/machine kost jaarlijks snel 40.000 euro. Er wordt vaak in een tweeploegenstelsel gewerkt, dus eigenlijk moet het bovengenoemd bedrag verdubbeld worden.
Handdoekenvouwers en zeker de bestaande aanvoerrobots, zoals ze nu door de concurrentie gebouwd zijn, lopen vele malen per uur vast. Dus menselijke interventie is momenteel niet uitgesloten. “Vergelijk het met de eerste Cybertruck”, glimlacht mijn gesprekspartner. “Wie zal als eerste technologisch zo ver gaan om die limiet van 750 in een reële situatie te halen. Het prototype waar nu aan gewerkt wordt, staat op 400 stuks/uur. De researchafdeling is nu de machine aan het tweaken om naar de norm binnen een betaalbare prijsrange te halen.”
Het is dus een technologische race naar de best beschikbare robottechnologie, waar ook de wet van de remmende voorsprong geldt, duidt Wollants. “De grote spelers hebben een paar jaar geleden een weg ingeslagen met technologiekeuzes en reeds bestaande modellen, waar ze nog moeilijk op kunnen terugkomen. Dat belemmert hen om net zoals ons, from scratch, een volledige nieuwe robottechnologie te ontwikkelen. Dus die robotmarkt is voor ons een open speelveld voor innovatie. Machinebouwers zoals Jensen zijn cashmachines en groeien ook door overnames van andere machinebouwers. Een innovatieve speler zoals wij zal ongetwijfeld op de radar komen van enkele grote fabrikanten. Wat wij ontbreken is het massieve distributeursnetwerk, zodoende houden we alle lijnen open met de andere spelers. Momenteel scoren wij goed op de Duitse wasserijenmarkt met onze vouwmachines. Van nature gaan Duitsers de machine vanuit mechanisch en technologisch standpunt veel strenger beoordelen. We voelen dus dat we in één van de meest veeleisende klantenregio’s goed scoren, dus onze kwaliteitsbenchmark naar volgende exportmarkten zit goed.”
De voorsprong in high volume, high complexity and low footprint
We laten David ons even overtuigen waar de voorsprong van hun robot moet zitten.
“De robot is intern voorzien van 3D-cameratechnologie, die ieder stuk identificeert en de positionering herkent om die optimaal te grijpen. De aanvoer van alle stukken, in verschillende formaten (mixed linen) en positioneringen, op de juiste manier grijpen en klaarleggen voor de aanvoer naar de vouwmachine is een complexe uitdaging. Een gemiddelde wasserij krijgt dagelijks 25 ton te verwerken. Bovendien gaan grote wasserijen zelfs naar een veelvoud van dit volume. Tussen de 40 en 60% van het volume van wasserijen bestaat dan uit handdoeken. Verder is onze modulaire aanpak revolutionair. Texprofin opteert voor een oplossing met minimale footprint in de wasserij, waar meerdere modules feilloos aan elkaar kunnen gekoppeld worden. Ruimte in en op een wasvloer kost geld. Beeld je in dat één enkele robotmodule, die amper 85 centimeter breed is, 250 stuks conditioneert. Jeplaatst er vier in rij, dan heb je niet alleen een robot die 1000 stuks aankan, maar oppervlaktematig de kleinste footprint.
Mechatronisch en naar machine-opbouw werken wij met andere gepatenteerde methodiek, waar we in prototypefase niet kunnen en mogen over communiceren.”
De Texprofin TAM (total adressable market)
Ik kruip even in een investeerdersrol en vraag me af hoe ik de totale in te schatten markt moet becijferen, nadat Wollants me net vertelde dat onlangs Texprofin Florida werd opgericht. Ondanks de Trump-tarieven werden de eerste vouwmachines in de VS verkocht. De COO schat de totale markt voor dergelijke robotmachines al snel in op een jaarlijkse 250 miljoen euro. Texprofin wil hier minstens een kwart van de markt inpikken, als je van de bestaande spelers uitgaat. “Texprofin is de enige speler die met de nodige inzichten – en from scratch – een nieuwe robot op de markt brengt. Extra investeringen komen er aan en langetermijninvesteerders die met ons in zee gaan, zijn altijd welkom”, knipoogt Wollants.
Wollants en Dabrowiecki, beiden besmet met het West-Vlaamse ‘nuchternijvervirus’
Wollants is een Kempenaar. Nog iedere dag is hij verrast van die noeste ijver van de West-Vlaming. “Als ik naar kantoor ga, vertrek ik in de ochtend om 6 uur. Als ik hier om 8u toekom, is iedereen al stipt aan de slag”, constateert hij. “Leg dat maar uit aan een standaard Antwerpenaar”, knipoogt hij. De eerste ijversmet kreeg hij ingelepeld door Baron Vic Swerts van Soudal onder het motto ’niet lullen en potten vullen’. In West-Vlaanderen spreken we een ander dialect, maar hetzelfde credo geldt.
Davids passie is altijd techniek, fotografie en fietsen geweest, ondanks zijn financiële opleiding. Wat hij als gepassioneerd wildifefotograaf voor de lens krijgt, is altijd onvoorspelbaar en het resultaat van stilte, rust, geduld,… Dit in tegenstelling tot het drukke tumult in de machinebouwwereld.
Dabrowiecki, geboren Gentenaar, getogen Brabander, keerde na een militaire carrière terug naar Oost-Vlaanderen. Voor hem zijn focusgericht management, directe communicatielijnen en concrete actie primordiaal. Hij leeft zich uit op de latten en de mountainbike, als het maar spannend en bergachtig is.